Twee vergelijkbare uitspraken over de berekening van het WIA-dagloon

15 apr 2025

Twee vergelijkbare uitspraken over de berekening van het WIA-dagloon

De Rechtbank Midden-Nederland deed in de afgelopen tijd twee soortgelijke uitspraken over de berekening van het WIA-dagloon. Bij de eerste zaak ging het om een betrokkene die, tijdens het volgen van een studie, twee bijbanen van korte duur had. De betrokkene begon na het afronden van de studie met een baan met een werkweek van 36 uur. Helaas heeft de betrokkene zich bij deze baan na twee maanden ziek moeten melden. Bij het vaststellen van het dagloon, rekent het UWV met de inkomsten die zijn verdiend twaalf maanden vóór de eerste ziektedag. Dat wordt de referteperiode genoemd. In deze zaak heeft het UWV daarom de bijbanen van de betrokkene grotendeels meegenomen in de berekening.

In de andere zaak betrof het een werknemer die tijdens het volgen van een studie voor 12 uur per week werkzaam was en bij diezelfde werkgever een baanaanbod kreeg voor 36 uur per week. Op de eerste werkdag van dit nieuwe dienstverband bij dezelfde werkgever, heeft de betrokkene zich ziek moeten melden. Ook in deze zaak heeft het UWV gerekend met de referteperiode en is de WIA-uitkering gebaseerd op het dienstverband met de kleinere arbeidsomvang.

In beide zaken voeren de betrokkenen aan dat de berekening van het WIA-dagloon niet gebaseerd zou moeten worden op de inkomsten uit de referteperiode (vanuit de bijbanen), maar op de inkomsten die na de referteperiode genoten zouden worden waarvoor reeds een arbeidsovereenkomst bestond met een hogere arbeidsomvang. Dit zou er namelijk voor zorgen dat er een hoger dagloon uit zou komen dat volgens de betrokkenen meer recht zou doen aan hun situatie.

Het UWV stelt de referteperiode vast op grond van de Wet WIA. De rechter kan beoordelen of toepassing van de wet in een individueel geval achterwege moet blijven omdat die toepassing anders in strijd zou komen met een algemeen rechtsbeginsel, zoals het evenredigheidsbeginsel. Dit kan echter alleen indien er bijzondere omstandigheden zijn waar de wetgever met het vaststellen van de wet geen rekening mee heeft gehouden. Van zo een situatie was in beide zaken geen sprake. De Rechtbank Midden-Nederland verklaarde beide beroepen ongegrond.

Benieuwd wat de juristen van onze samenwerkingspartner Frontyr voor u kunnen betekenen?

De juristen van onze samenwerkingspartner Frontyr ondersteunen u graag bij uw vragen omtrent uw juridische vraagstukken. Neem contact op via het contactformulier of stuur een e-mail naar advies@frontyr.nl.